
Deze week een bekentenis. Alhoewel, wie mij kent, zal het zeker weten. Ik heb een klein hartje. Snel bezorgd om anderen. Heel gevoelig aan het welzijn van kinderen en dieren. Allergisch aan onrechtvaardigheid. Van haantjesgedrag komt mijn haar recht, ik vind het respectloos naar anderen toe. Kwetsende opmerkingen kan ik letterlijk voelen binnenkomen, als een schok doorheen mijn lichaam. Ik vind het verschrikkelijk als iemand boos is op mij. Omdat ik zelf niet met een slecht gevoel over anderen wil leven. Zoiets is onvermijdelijk, ik weet het. Maar het brengt zo’n negativiteit met zich mee, dat het mij naar beneden haalt. Is er iemand waar ik het minder mee kan vinden of waar ik een slecht gevoel bij heb, laat ik die liever zijn in haar of zijn ruimte, ver buiten die van mij. Zo’n beetje leven en laten leven, zonder de negatieve connotatie. En hopen dat die andere effectief aan haar of zijn kant blijft.
Ooit stopte ik vóór het werk aan de bakker. De winkel lag langs een grote steenweg en had een parking aan de voorkant. De klant voor mij parkeerde zijn wagen parallel tussen de straat en de winkel. Ik meende te zien dat het in feite de bedoeling was om je auto dwars voor de winkel te parkeren. Nu ja, mocht ik mij op dat moment dwars parkeren zoals het hoorde, kon die klant voor mij niet wegrijden. Ik parkeerde mij dus parallel. Geen gedoe, zo lukt het ook wel.
Ik ga de winkel binnen, de vorige klant vertrekt. Terwijl ik mijn bestelling doorgeef, komt een volgende klant binnen. Ik reken af, neem mijn brood en sandwiches voor de kindjes mee, en knik op weg naar buiten goeiedag naar de klant na mij. In plaats van een wederkerige goeiemorgen, kreeg ik een scheldtirade naar het hoofd geslingerd. Dat het een regelrechte schande was dat ik mij verkeerd had geparkeerd, wat een egoïst ik wel niet was, dat het onder andere door mensen zoals ik was, die geen rekening houden met anderen, dat de wereld om zeep ging. Ik stond perplex. De dame van de winkel stond erbij en keek ernaar, nog net geen broodjes smerend. Verbouwereerd verliet ik, met een stevig bonzend hart, zonder te reageren, de winkel. De verdere rit naar het werk in tranen, en de hele dag uit mijn lood geslagen. Had je daar toch het gedoe dat ik net wou vermijden…
De dagen nadien was ik kwaad op mijzelf. Waarom had ik niet gereageerd? Waarom liet ik zo over mij heen lopen? Ik moest niet even verbaal agressief reageren, maar had toch rustig kunnen uitleggen hoe het kwam dat ik zo stond geparkeerd? En waarom liet ik mij tout court zo raken door de overdreven reactie van iemand die waarschijnlijk een slechte ochtend had, of gewoon als zuurpruim door het leven ging, en de bakker die niet reageerde? Meteen legde ik de link naar mijn rugzak en maakte ik mijzelf onnodig klein. Zwak door vroeger was mijn onverbiddelijke diagnose. Toen ik het zoveel weken later aandurfde om iemand over de situatie bij de bakker te vertellen (ik schaamde mij enorm om mijn – onbestaande - bijdrage bij het gebeuren), werd mij duidelijk dat ook anderen perplex zouden staan als iemand zo uit het niets uitvalt tegen je. Dat het ook geen nut heeft om op dat moment in de tegenaanval te gaan, het is olie op het vuur.
Deze week vielen enkele zware beslissingen op het werk. Zondagavond mocht mijn lief de nodige peptalk bovenhalen, ik zag het even niet meer. Maandagochtend terug teleurgesteld in mijzelf, de dramaqueen, het getekende kind. Tot ik hoorde van een collega dat hij niet goed had geslapen de nacht voordien, omdat hij er constant mee bezig was in zijn hoofd, en ik de gezichten van mijn andere collega’s zag na de moeilijke gesprekken. We hadden het allemaal lastig met de beslissingen die werden genomen, al zijn we er allemaal van overtuigd dat ze de beste keuzes zijn voor de toekomst van onze organisatie.
Nu kon ik kwaad zijn omdat ik alwéér zelf in de misverstanden over een slechte jeugd trapte. Ik moet niet twijfelen aan mijzelf. Ik ben geboren met een zekere gevoeligheid, zeker als er zaken gebeuren waarvan ik niet kan begrijpen dat ze gebeuren, en als er anderen onrecht wordt aangedaan. Da’s een eigenschap die mij ook enorm helpt. Ik voel het snel als er iets scheelt met iemand, zal er zo veel mogelijk voor zorgen dat de mensen rondom mij het nodige hebben om zich goed te voelen. Dat zal mij niet altijd lukken, dat besef ik. Het maakt mij wel gelukkig als het lukt, en ik zou er niet mee kunnen leven mocht ik dat niet proberen te doen. Intussen weet ik ook dat ik de dame bij de bakker vandaag wel een rustige doch niet mis te verstane reactie zou geven, en mij niet meer zo erg uit mijn lood zou laten slaan. Tegelijk mag die gevoeligheid blijven, het is gewoon wie ik ben. Jij blij, ik blij. En schiet er iemand rode pijlen in mijn richting, zal ik ze terugkaatsen, zonder er zelf extra af te vuren. Ik ben alert of de andere in zijn ruimte blijft en maak duidelijk waarom ik dat wil als het niet gebeurt. Da’s gewoon hoe het werkt, voor iedereen, met of zonder rugzak. Mocht iedereen dat beseffen, zouden er misschien minder zware rugzakken zijn en zou iedereen, net als deze dromer en idealist, gewoon een blije ik zijn 😊
Reactie plaatsen
Reacties